De combinatie van tabak en alcohol brengt ons aan de afgrond die dementie heet

Nog altijd wordt, alle voorlichting ten spijt, door sommigen luchtig gedaan over de gevolgen van roken en van de consumptie van alcoholische dranken. De laatste tijd is de voorlichting van de overheid vooral gericht op jongeren die het roken van sigaretten, het gebruik van drugs, overmatige consumptie van alcoholische dranken, dronkenschap, "comazuipen", het gebruik van lachgas en ander apert ongezond gedrag normaal en zelfs stoer vinden. Dat is een goede zaak omdat iedereen het eens is met de stelling dat de jeugd de toekomst heeft. Toch dient de voorlichting niet te stoppen als de jeugdperiode achter ons ligt, want meer en meer is het gewoon geworden ook op middelbare leeftijd te roken en vooral in ruime mate alcoholische dranken te consumeren. Er zijn te veel sociale gelegenheden en gezelligheidsmomenten gekomen waarbij het gebruikelijk is geworden "lekker een sigaretje te roken" en "het glas te heffen".

Een recente waarschuwing komt uit een artikel in het wetenschappelijke tijdschrift Age and Ageing (2019; 48: 101-107), getiteld "Relation of cigarette smoking and alcohol drinking in midlife with risk of cognitive impairment in late life: the Singapore Chinese Health Study". Zeven onderzoekers rapporteren een onderzoek dat is uitgevoerd onder bijna 17.000 participanten in de leeftijdsgroep van 45 tot 74 jaar met Chinese etniciteit in Singapore. De participanten zijn vanaf de periode 1993-1998 gevolgd gedurende 16 tot 23 jaar. Aan het begin is hun rookgedrag en hun mate van consump-tie van alcoholische dranken geïnventariseerd. Op drie momenten tijdens die vervolgperiode is bij iedere participant de Mini Mental State Examination (MMSE) uitgevoerd om, indien van toepassing, de diagnose cognitieve beperking te kunnen stellen. Aan het eind van het onderzoek bleek dat 14,4% van de participanten een cognitieve beperking had gekregen. Statistische berekeningen van het risico op het krijgen van een cognitieve beperking tijdens de vervolgperiode brachten aan het licht dat dit risico bij rokers 20% groter was dan bij voormalige rokers en bij participanten die minstens wekelijks alcoholische dranken consumeerden 17% groter dan bij participanten die dit minder frequent dan wekelijks deden. Ten opzichte van degenen die niet rookten en geen alcoholische dranken consumeerden hadden degenen die zowel rookten als minstens wekelijks alcoholische dranken consumeerden een 77% grotere kans op het krijgen van een cognitieve beperking.

Over het ontwerp van dit onderzoek valt nogal het een en ander op te merken. Positief is dat het een langdurig prospectief onderzoek is en dat de onderzoekspopulatie erg groot is. Negatieve aspecten zijn onder andere dat het rookgedrag en de consumptie van alcoholische dranken subjectief zijn vastgesteld en niet zijn geëvalueerd tijdens de vervolgperiode. Daardoor zijn deze gegevens redelijk onbetrouwbaar en is geen rekening gehouden met wijzigingen ten positieve en ten negatieve. Een ander zwak punt is dat de MMSE is gebruikt om het cognitief functioneren te bepalen. Dit instrument kan worden gebruikt om de cognitieve functie van een individu gedurende een bepaalde periode te vervolgen, maar is minder geschikt voor bepaling van de cognitieve functie van een populatie. Hierbij is namelijk het opleidingsniveau van de individuen een verstorende factor. Tot slot is uiteraard de Chinese etniciteit van de populatie een factor die generalisatie belemmert.

Zoals gezegd, mogen de beperkingen van dit onderzoek geen reden zijn om de uitkomst niet serieus te nemen. Cognitieve beperkingen die kunnen uitlopen op dementie zijn geen vooruitzicht dat een geweldige aantrekkingskracht heeft. Niet alleen de jeugd moet daarom worden overtuigd van de desastreuze gevolgen die roken en overmatige consumptie van alcoholische dranken kunnen hebben. Ook personen van middelbare leeftijd moeten zich realiseren dat "lekker een sigaretje roken" en "het glas heffen" aanlokkelijke activiteiten kunnen zijn, maar waarvan de combinatie ook moet worden beschouwd als apert ongezond gedrag met een fors risico voor de cognitie op latere leeftijd.