Een ingrijpende, openhartige en respect vragende privécasus

In het verleden heb ik bij mijn onderwijstaak en voor congressen en lezingen enkele keren gebruikgemaakt van casuïstiek uit mijn persoonlijke leefkring. Dit overigens meestal zonder mijn persoonlijke betrokkenheid te vermelden. Sowieso is presentatie van casuïstiek een gemakkelijk beklijvende methode van onderricht, maar mijn indruk is dat al dan niet vermelde persoonlijke betrokkenheid aan een casusbeschrijving een extra educatief cachet geeft. Zoiets proefde ik ook in de rapportage die ik tegenkwam in een vooraanstaand geriatrietijdschrift: Cram P. When access to medical aid in dying is difficult: The story of my father. J Am Geriatr Soc 2022; 70: 310-312. Van het ingrijpende, openhartige en respect vragende verhaal van deze arts geef ik in het vervolg van deze column de essentie weer. 


Deze arts kreeg enige tijd geleden tot zijn schrik een telefoontje van zijn moeder dat zijn 76-jarige vader dood was aangetroffen in een park vlakbij het ouderlijk huis. Uiteraard besloot de arts onmiddellijk in de auto te stappen om naar zijn wanhopige moeder te rijden, een afstand van ruim 800 kilometer. Met de beperkte informatie die hij had gekregen, speelden onderweg allerlei gedachten door zijn hoofd over de mogelijke oorzaak van het plotselinge overlijden van zijn vader. Omdat zijn vader hypertensie en hyperlipidemie had, dacht hij aan een myocardinfarct of een cerebrovasculair accident. Maar om een onduidelijke reden hield hij ook rekening met suïcide. Toen hij aan deze mogelijkheid dacht, herinnerde hij zich opeens een paar vreemde reacties van zijn vader in de voorafgaande maanden. Een paar dagen geleden, in de maand december, waren zij teruggekeerd van een buitenlandse familievakantie. De 70-plus ouders met hun twee zonen en de echtgenoten en kinderen van hun zonen hadden met elkaar een week gebivakkeerd in een prachtig geoutilleerd vakantieverblijf. Toen de arts aan zijn ouders had voorgesteld deze familievakantie in juli te organiseren, had zijn moeder erg enthousiast gereageerd, maar zijn vader had dit pertinent geweigerd. Als vreemde argumenten had hij gehanteerd dat het in juli te warm was, dat hij niet wilde reizen en dat hij geen trek had in het oplopen van een voedselvergiftiging in een vreemd land. Tot ieders verbazing was hij in oktober opeens van gedachten veranderd en had hijzelf gevraagd de vakantieweek alsnog te organiseren in december. Alles werd onmiddellijk duidelijk toen de arts en zijn broer in de computer van hun vader een word-document van elf pagina’s aantroffen dat hun vader tien jaar geleden was begonnen te schrijven. Tien jaar geleden had vader het weloverwogen besluit genomen zijn leven te beëindigen aan het eind van het jaar waarin hij 76 jaar zou worden. Hij wilde per se niet afhankelijk zijn van de medische wettelijke regels die van toepassing zijn als iemand op grond van het verlies van zelfstandigheid te kennen geeft dat hij wenst te sterven. Bij deze overweging speelde duidelijk een rol dat hij een gepensioneerd advocaat was die de desbetreffende wet precies kende en die vond dat hij als jurist deze wet diende te respecteren. In het document stond ook te lezen welke methoden van zelfdoding hij had overwogen. Hij had er bijvoorbeeld bewust van afgezien een geweer te kopen. Verder vermeldde hij dat hij er niet in was geslaagd via het internet het veel bij zelfdoding toegepaste medicament fenobarbital aan te schaffen. Humorvol beschreef hij dat hem dit, vermoedelijk door oplichting, wel enig geld had gekost. 


Het langdurige proces dat tot de zelfdoding van zijn vader had geleid evaluerend, beschrijft de arts zijn verbazing over het gegeven dat in onze samenleving vrijwel alles dat is gericht op levensbehoud goed medisch, wettelijk en financieel geregeld en gemakkelijk toegankelijk is, maar dat een bewuste en weloverwogen keuze voor beëindiging van het leven op allerlei medische en wettelijke voetangels en klemmen stuit. Tevens vraagt hij zich af hoe dit beter kan worden geregeld. Als eerste stelt hij het begrip terminale ziekte, waarvan altijd sprake moet zijn, ter discussie. Is iemand met een terminaal stadium van longkanker meer of minder ziek dan iemand met chronisch atriumfibrilleren, de ziekte van Parkinson en ernstige nierinsufficiëntie? Ten tweede bepleit hij een maatschappelijke discussie over medische hulp bij zelfdoding. Dit zal niet eenvoudig zijn door de enorme verschillen in politieke, religieuze en ethische opvattingen. Maar hoeveel mensen zouden rust ervaren als zij zouden weten dat er een wettelijk en betrouwbaar proces voor zelfgekozen levensbeëindiging bestaat?