Xerostomie en hyposialie als bijwerkingen van medicamenten

In de loop van de eerste maanden van 2021 verschijnt bij het Kennisinstituut Mondzorg de klinische
praktijkrichtlijn “Xerostomie en hyposialie gerelateerd aan medicatie en polyfarmacie”. Xerostomie is
gedefinieerd als het gevoel van een droge mond. Onder hyposialie wordt een objectief vastgesteld
tekort aan speeksel verstaan. Enkele weken geleden is iedereen in de gelegenheid gesteld
commentaar te leveren op het concept van de richtlijn. Wie het concept wil lezen en het nog niet
heeft, kan het bij mij opvragen. Een zogenoemde richtlijnontwikkelcommissie heeft meer dan een
jaar aan de samenstelling van de richtlijn gewerkt. Ik had het genoegen voorzitter van deze
commissie te zijn en ben dus bij elke stap van het ontwikkelproces betrokken geweest. Het voordeel
daarvan is dat ik me nog meer ben gaan realiseren hoe groot het aantal medicamenten is waaraan
op de een of andere wijze de bijwerking van xerostomie en/of hyposialie kleeft. En wetend dat dit
een veel groter risico op het ontstaan van (wortel)cariës met zich meebrengt, is het zorgelijk om te
merken dat sommige tandartsen weinig of geen aandacht besteden aan de vaak lange
medicatielijsten van dentate kwetsbare en zorgafhankelijk ouderen. En als die aandacht er wel is,
blijft het vaak bij het signaleren van de risicovolle medicamenten zonder dat er actie wordt
ondernomen om de risicofactoren weg te nemen of te beperken.


De in de richtlijn genoemde acties die tandartsen, afhankelijk van het probleem, kunnen of moeten
ondernemen, zijn: beoordeling van de speekselsecretiesnelheid, verkleinen van het interval tussen
twee periodieke mondonderzoeken, adviseren een speekselstimulantium of een speekselsubstituut
of een product dat fluoride of chloorhexidine bevat te gebruiken en overleg organiseren tussen
tandarts, voorschrijvend arts en apotheker over aanpassing van de medicatie.


Bekend is dat kwetsbare en zorgafhankelijke ouderen grootgebruikers zijn van medicamenten. Dat
dit geen onjuiste of overdreven constatering is, wordt bevestigd in een kersverse publicatie: Grill P,
Marwick C, De Souza N, Burton JK, Hughes C, Guthrie P. The burden of psychotropic and
anticholinergic medicines use in care homes: population-based analysis in 147 care homes. Age
Ageing 2021; 50: 183-189. Zoals ook het concept van de eerdergenoemde richtlijn vermeldt, geven
de auteurs van dit artikel aan dat psychofarmaca en anticholinergica de grootste boosdoeners zijn
waar het de bijwerking xerostomie/hyposialie betreft. Psychofarmaca beïnvloeden het functioneren
van de hersenen. Veel toegepaste psychofarmaca zijn: antipsychotica, antidepressiva, anti-epileptica,
anxiolytica, hypnotica en dementie-medicamenten. Tot de anticholinergica worden alle
medicamenten gerekend die de prikkeloverdracht in het motorische zenuwstelsel remmen. Er zijn
meer dan 600 medicamenten die tot de anticholinergica worden gerekend. Hun anticholinerge
werking wordt gestimuleerd bij gelijktijdig gebruikt van meerdere anticholinergica. Voor het
onderzoek hebben de onderzoekers de geanonimiseerde patiëntendossiers bestudeerd van 4.478
minimaal 60-jarige bewoners van 147 woonzorgcentra in Schotland. Zij kwamen tot de conclusies dat
63,5% één psychofarmacon, 27% twee of meer psychofarmaca en 48,1% een anticholinergicum
gebruikte. De meest gebruikte psychofarmaca bleken antidepressiva (41,6%).


Er zijn geen redenen om aan te nemen dat er in het gebruik van deze groepen medicamenten grote
verschillen zijn tussen Schotland en Nederland. Aandacht voor dit probleem is dus een belangrijke
zorgtaak voor tandartsen. Vandaar ook dat het Kennisinstituut Mondzorg het initiatief heeft
genomen om over dit onderwerp een richtlijn uit te brengen. Het valt te hopen dat deze richtlijn en
uiteraard vooral de toepassing daarvan een bijdrage gaan leveren aan de (mond)gezondheid, de
levenskwaliteit en het welbevinden van veel (kwetsbare en zorgafhankelijke) ouderen.